De Opiumwet werd begin 20e eeuw in het leven geroepen in de strijd tegen het opiummisbruik . Op initiatief van de Verenigde Staten werd in Nederland een opiumconferentie gehouden die in 1912 leidde tot een opiumverdrag. In het verdrag stond dat landen het gebruik van drugs moesten beperken tot medische, diergeneeskundige en wetenschappelijke doelen. Het gebruik om redenen van genot of roes moest worden tegengegaan.
Nederland ondertekende dit verdrag in 1914 waardoor de basis werd gelegd voor de Nederlandse Opiumwet. In 1919 kwam vervolgens de Opiumwet tot stand, waarna deze vervolgens in 1928 werd vervangen door de huidige (al wordt deze telkenmale gewijzigd). In de beginjaren van de Opiumwet, richtte deze wet zich vooral op het tegengaan van smokkel en productie van drugs.
In de Opiumwet wordt gewerkt met twee lijsten drugs. Op lijst 1 staan drugs die een onaanvaardbaar risico voor de samenleving vormen zoals cocaïne, amfetamine, XTC, heroïne, LSD, GHB en – sinds medio 2017 – 4FA / 4fmp. Op lijst 2 staan de hennepplant en qat vermeld.
De Opiumwet maakt een onderscheid in verschillende handelingen die strafbaar zijn waaronder bereiding/productie, verkoop alsmede export van drugs. Het gebruik van drugs is niet strafbaar. Daarentegen is het bezit van drugs wel strafbaar.
Strafbare handelingen moeten door de politie worden opgespoord en door justitie worden bestraft. In richtlijnen staat beschreven aan welke strafbare feiten de politie de meeste aandacht moet geven en welke straf vervolgens door de officier van justitie ter terechtzitting dient te worden geëist; de rechter bepaalt de uiteindelijke soort en hoogte van de straf. Deze is enkel gebonden aan een maximumstraf die volgt uit de wet. Wel kan de rechter hierbij gebruik maken van de LOVS richtlijnen (https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Strafrecht/Paginas/Orientatiepunten-voor-straftoemeting.aspx)
Voor zowel softdrugs als harddrugs geldt dat rekening wordt gehouden met de hoeveelheid verdovende middelen. Bij een geringe hoeveelheid verdovende middelen voor eigen gebruik, volgt over het algemeen geen strafvervolging.
Bij harddrugs wordt onder een “geringe hoeveelheid” maximaal 0,5 gram (bijvoorbeeld één bolletje of wikkel) verstaan. Bij softdrugs is de hoeveelheid die niet vervolgd wordt, gesteld op een maximum van 5 gram. Teelt die op kleine schaal plaatsvindt, wordt over het algemeen niet vervolgd. Onder teelt op kleine schaal, worden maximaal vijf planten bedoeld.
Wordt een groter aantal aangetroffen, dan gaat het Openbaar Ministerie normaliter over tot strafvervolging.
Schoffelen Strafrechtadvocatuurheeft ruime proceservaring in zowel de zogenoemde ‘megazaken’ ( grootschalige hennepteelt, criminele organisatie, Apaan- BMK-import etc) als in de ‘veelvoorkomende Opiumwetzaken’ (hennepteelt, harddrugsbezit, vervoer of verkoop). Of het nu een grote zaak danwel een kleine zaak betreft, wij vechten tot het uiterste om het beste resultaat te bereiken!